Een probleemwijk is een term die vaak wordt gebruikt voor woonwijken met verschillende infrastructurele, economische en maatschappelijke tekortkomingen.[1]Er doen zich meerdere problemen tegelijk voor. Waaronder de problemen: geweld, verslavingsproblematiek, criminaliteit en gezondheidsproblemen. Die gezondheidsproblemen kunnen bijvoorbeeld zijn dat er veel mensen zijn met overgewicht of dat er een hoog sterftecijfer is.[2]
In Nederland krijgen vooral naoorlogse wijken de naam probleemwijken. Dat komt omdat daar een gelijksoortig woonaanbod is. Het woonaanbod bestaat vooral uit sociale huurwoningbouw. Mensen met een lage opleiding die daardoor ook niet zo veel verdienen gaan in die goedkope huurwoningen wonen. Vaak zijn die mensen van buitenlandse afkomst. Doordat al die mensen bij elkaar wonen zou er een probleemwijk kunnen ontstaan. In probleemwijken is er sprake van stigmatisering. Dat betekent dat mensen de mensen die in de wijk wonen vaak al van tevoren een negatief kenmerk toekennen. Daarna komen er teken van achteruitgang die zicht baar zijn en wordt dat negatief in het nieuw vertelt. Als gevolg hiervan verhuizen de mensen die in die wijk wonen naar een andere wijk als ze dat kunnen. Er komen in de leegstaande huizen mensen wonen die laagopgeleid zijn, een laag inkomen hebben of ui een andere sociaal uitgesloten groep komen. De hoog opgeleide en mensen met een hoog inkomen komen er niet wonen. Dit vergroot geografische uitsluiting.
Een probleemwijk en een achterstandswijk zijn niet het zelfde. Een achterstand wijk is een wijk waar de bewoners een maatschappelijke achterstand hebben, de achteruitgang van het voorzieningsniveau in de wijk en achterstallig onderhoud van de woningen. Een probleemwijk is altijd een achterstandwijk maar andersom hoeft het niet zo te zijn.[3]
Het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) had voor het project “van probleemwijk naar prachtwijk” de 18 indicatoren gebruikt die onder het tekstgedeelte van deze vraag staan. Het is niet bekend hoe zwaar de indicatoren mee tellen in de beoordeling. Deze gegevens zijn van 2007. [4]
De 18 indicatoren zijn gerangschikt naar 4 thema’s. Die thema’s zijn sociaal-economische achterstanden, fysieke achterstanden, sociale problemen en fysieke problemen.
ØSociaal-economische achterstanden: inkomen, werk en opleiding.
ØFysieke achterstanden: kleine, oude en goedkope woningen.
ØSociale problemen: bewonersoordeel over bekladding van muren/ gebouwen, vernieling van openbare voorzieningen, overlast door directe buren, overlast door omwonenden, angst om lastig gevallen of beroofd te worden.
Ø Fysieke problemen: bewonersoordeel over tevredenheid met de huidigewoning en woonomgeving, mate van verhuisgeneigdheid, overlast door geluid, stank,stof, vuil en verkeer, onveiligheid als gevolg van de verkeerssituatie.[5]
Overlast is hinder die de buurtbewoners ondervinden en verloedering is het achteruit gaan van de fysieke omgeving. Hierdoor kan de leefbaarheid in een wijk afnemen. De leefbaarheid is de mate van prettig wonen. Of mensen zich veilig voelen heeft te maken met hoe groot de sociale veiligheid is en hoe groot de objectieve veiligheid is. De sociale veiligheid is de mate van veiligheid die van binnen uit de samenleving komt. Dus hoe veilig de buurtbewoners zich voelen. De objectieve veiligheid is de mate van veiligheid gemeten aan het aantal criminele activiteiten dat door de politie is geteld. Objectieve veiligheid is dus gebaseerd op feiten en sociale veiligheid is gebaseerd op gevoel. [6]